Piet Teigeler (79), misdaadschrijver en medemens.
La petite différence
Zei ik dat nu? Ja, dat zei ik. Ik schrok er zelf van, maar ik zei dat ik niet veel van vrouwen begreep.
Waarmee ik het bestaan aantoonde van een SIAE (een self-inflicted aha-erlebnis). Als barman en als reporter had ik toch grote hoeveelheden mensenkennis opgedaan. Hoe kon het dan dat ik, in mijn schemerjaren, tot de ontdekking kwam dat de helft van de mensheid uit aliens bestond?
Lang geleden, in het begin van de jaren zestig, was ik tot het besluit gekomen dat wij allemaal gelijk waren, mannen, vrouwen en holebi’s. Ik vond dus dat ik over kon gaan tot de orde van de dag en voortaan iedereen behandelen als een gelijkberechtigde en –gestemde partner. In bed, aan tafel en op de zaak.
Het feit dat de dames van de NVSH* mij straal negeerden, hoewel ik verondersteld werd hun voorzitter te zijn, drong niet echt door tot mijn snotneuzenbrein.
Jaren later voelde ik mij geroepen om de verdediging van holebi’s op te nemen, door te zeggen dat er in het leven van een homofiel, net als in dat van een hetero, nog wel wat anders was dan seks. Waarop mijn onsterfelijke – maar intussen helaas overleden – vriend, Waldo, weer eens leuk uit de hoek kwam met de opmerking ‘Ja, maar voor ons is seks toch wel heel belangrijk hoor!’
Mijn vader zei dat je een gentleman kon herkennen aan drie dingen: een propere kraag, gepoetste schoenen en ridderlijk gedrag tegenover vrouwen. De eerste twee kenmerken vervaagden door de technologie van vaste kragen in wasmachines en comfortabele sneakers aan je voeten. Maar ik heb wel mijn hele leven deuren opengehouden en mantels helpen aantrekken. Slechts één keer werd mij toegebeten: ‘Ik kan mij zelf wel aankleden, hoor!’
Seks was er ook, natuurlijk. Het feit dat vrouwen daar even veel zin in bleken te hebben als mannen, bevestigde mijn gelijkheidsillusie. En ik was nu eenmaal jong en lichamelijk volwassen in het anderhalve decennium na de Pil en vóór aids.
Maar afgezien van die momenten waarover de Fransen zeggen ‘Vive la petite différence’, heb ik vrouwen altijd gezien als kameraden die toevallig in een verschillend lichaam woonden. Ik respecteerde ze als mens, dat wel en ik kon leuk met ze samenwerken, pinten pakken en de wereldpolitiek op orde kletsen.
Maar ik had beter moeten opletten nadat ik, als vijfjarige, verbaasd opmerkte dat mijn nichtje niet over een piemeltje beschikte.
Dat beeld schoot mij te binnen, toen ik de vraag kreeg om wifty-vrouwen te interviewen. Geen wifty-mensen, maar wifty-vrouwen. Na vijfenzeventig jaar, werd mijn wereldbeeld teruggeflitst naar een blote kleuter in een badhokje. Ik had geen flauw idee, zo realiseerde ik mij, wat ik in godsnaam aan wifty-vrouwen zou moeten vragen.
(Behalve aan de mijne dan, maar je denkt toch niet dat ik mijn privéleven aan de grote klok ga hangen?)
*De NVSH was de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming en er was daar een bureautje van in Antwerpen.Piet Teigeler
0 Comments