Onlangs ben ik met een groepje vrienden voor een weekeinde naar het platteland getrokken. Over de kleine 100 kilometer hebben we ruim drie uur gereden. We zaten in de stapvoetse file van Moskovieten die bumper aan bumper de bloedhete stad ontvluchtten. Ze trokken allen naar hun datsja, hun buitenverblijf, op het platteland.
Wij hadden enkele kamers in de datsja van Galina gereserveerd, in het dorpje Zaredsje, wat voorbij de rivier betekent. Het is het oude huis van een zijdefabrikant, die in de negentiende eeuw een belangrijke werkgever in de streek was. Zijn handgemaakte zijde werd tot in Parijs gesmaakt. De kostbare stof werd door Belgische, Brabantse paarden per slee van het kleine dorp naar Moskou gebracht, van waar ze verder over Rusland en Europa werden verdeeld.
De revolutie van 1917 maakte een einde aan de bloeiende zaak. De ateliers werden aangeslagen en omgebouwd tot een dorpsschool. De zijdefabrikant en zijn vrouw stierven in de goelagkampen van Stalin tijdens de jaren dertig. Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 kocht hun kleindochter, Galina’s moeder, het familie-eigendom terug. In de andere ex-Sovjetstaten werden de aangeslagen goederen automatisch teruggeven aan de nazaten van de vroegere eigenaars. In Rusland moest Galina’s moeder een strijd leveren vooraleer ze het pand van haar voorouders terug kon kopen.
Logeren op kousenvoeten
Galina is een vastberaden vrouw. Ze heeft het huis gerenoveerd en ontvangt er nu betalende gasten. Met de zwarte kohl onder haar ogen en haar lange ruisende hippie-rokken, maakt ze de kloof met de sepia foto’s van weleer nog niet eens zo groot. Alleen de massage-douches en de buizen van de centrale verwarming verraden dat hier recent nog werkmannen bezig waren. Maar de donkere muren, houten planken met touw of hennep tussen als isolatie en de grote, stenen kachels brengen je onmiddellijk op een landgoed dat Ivan Toergenev heeft beschreven. De grote samowaar die ’s winters thee maakt, doet je verlangen naar een lange wandeling in de sneeuw. De dubbele rij kleine ramen herinnert je eraan hoe guur en koud het kan zijn in dit zomerse lieflijke, warme, groene landschap.
De dikke tapijten op de donkere, glimmende houten vloer dempen alle stappen.
Je hoort er sowieso geen tikkende hakken, want Russen trekken hun schoenen uit als ze in een woning komen (het was voor mij even wennen in het begin: de eigenares van mijn appartement ontving mij op haar pantyvoeten met een dikke winterhoed op haar hoofd en de ruwe werkman die het internet kwam installeren, liep op kousenvoeten rond).
De plof van venikov
In de grote tuin, die bijna tot aan de rivier reikt, is de banja, zeg maar de Russische sauna. Hoewel de thermometer buiten ruim dertig graden aangaf en de muggen zich vol aten aan ons stadsbloed, trotseerden we de hitte van de kleine, duistere, houten kamer. ‘Hoeveel venikov willen jullie?’ vroeg Galina’s medewerker aan een van mijn vrienden die mij tevoren had moeten verzekeren dat het normaal was om in de zomer naar de banja te gaan. De venikov, berkentwijgen, dienen om je lijf af te ranselen tijdens de saunabeurt. Wij waren met zijn zevenen en de enige man in het gezelschap heeft met plezier de twijgen gehanteerd. De zachte klopjes op je warme huid stimuleren de bloedcirculatie, en ze waren -tot mijn verbazing- best aangenaam. Een duik in de nabije rivier (helaas, teveel muggen) of een emmer ijskoud water, maakte de banjabeurt compleet.
Galina’s keuken was heerlijk. De gastvrouw maakt er een punt van om authentieke gerechten te serveren. Op de rijke ontbijttafel stond kasja (boekweit met warme melk), zelfgemaakte confituur, gecarameliseerde melk, zapikanka (kaasgebakjes) en fruit. Voor de lunch kregen we een schotel met tomaat-radijs-augurk met veel dille (Russen gebruiken zeer veel dille in de keuken), aardappelpuree met verse cantharellen, geroosterd vlees en vareniki (een soort ravioli gevuld met aardappel) of pelmeni (tortellini met vlees).
De vier-uurthee was vergezeld door pontsjiki, vers gebakken poffertjes. Mijn Oost-Europese vrienden (een uit Oekraïne en een uit Letland) konden hun vreugde niet op. Sommige gerechten brachten hun oma’s keuken weer tot leven.
De Russische koks hebben immers het beste uit alle voormalige Sovjetstaten geadopteerd in hun keuken.
‘Ik ben baboesjka Nadia’
Tijdens onze wandeling naar een van de twee kleine orthodoxe kerken in het dorp, passeerden we enkele baboesjka’s. In de schaduw hadden ze op een tafel fruit en groenten uitgestald. Kilo’s blauwe en rode bessen, witte kolen, aardappelen, enorme courgetten en wortelen. Het waren heerlijke madammen.
De luidste van de twee, ‘Ik ben baboesjka Nadia’ vertelde ons dat ze veertig jaar in een fabriek had gewerkt die parachutes maakte. Ze was een modelarbeidster geweest en had daarvoor een medaille gekregen. Nadia was flink wat tanden kwijt: in de gaten onderaan paste die ene tand die ze bovenaan nog had, feilloos. Nadia en haar stille kompaan hadden de bessen geplukt. Voor zeshonderd roebel (nog geen tien euro) kregen we vijf kilo mee.
Nadia genoot van het gezelschap. Ze bleef maar ratelen, over haar verleden, haar kinderen, haar leven.
‘Thuis zit ik maar alleen’, zei ze. ‘Dit is mijn theater. Ik vertel aan iedereen verhaaltjes en ik zing.’ En daar stonden we dan: met zijn zessen in de handen klappend, terwijl baboesjka Nadia een van haar liedjes ten beste gaf. Ze vond het fantastisch. Toen we afscheid namen met onze vijf kilo bessen, riep ze nog: kom gauw terug.
Later op de namiddag, toen we terug naar Moskou reden, was de plaats aan de kerk ingenomen door andere baboesjka’s. Zij verkochten cantharellen. Toen we met de vrouwen spraken, bleek dat baboesjka Nadia in geuren en kleuren had verteld over die bende buitenlanders: één man met zes vrouwen, dat had ze toch wel wat bizar gevonden.
Corry Hancké
Corry Hancké is correspondente ‘Terug naar Rusland’ bij De Standaard.
ann@wifty.be
0 Comments