COPA
Soms heb ik van die momenten dat ik mezelf nog nauwelijks onder controle kan houden. Geen woede of vreugde uitbarstingen, maar momenten van pure emotie en ontroering. Dan moet ik de tanden op elkaar klemmen om de spontaan opkomende tranen tegen te houden, wat me dan weer een krop in de keel bezorgt die nog nauwelijks weg te slikken valt. Momenten waarop ik hoop dat er toch zeker niemand naar me kijkt, wat trouwens meestal niet het geval is want ik sta zelden alleen met dat soort gênante emotie te worstelen.
Deze, ergens vanuit de onderbuik opborrelende sensatie, overvalt mij doorgaans in gevallen van grote samenhorigheid. De eerste keer dat ik die hitte voelde opstijgen was op 23 oktober 1983, toen ik samen met 399.000 gelijkgestemden langs de zonovergoten Brusselse boulevards marcheerde met de duidelijke boodschap: geen kernwapens in mijn land. Een onvergetelijk moment van besef dat je niet alleen bent met je jonge idealen.
Daarna betrapte ik mezelf op een gelijkaardig gevoel telkens bij het zien van Zuiderse volkeren in klederdracht die, slenterend langs smalle, hete straten een heilige op de schouders meezeulen in een kleurrijke processie.
Ik voel het ook hier in Bahia, wanneer ik getuige of deelnemer mag zijn van één van de vele volkse rituelen. Of het nu uit het katholieke geloof komt of uit de candomblé, die de Afrikaanse slaven ooit naar hier brachten, het maakt niet uit, het is het serene van de eensgezindheid die mij naar de keel grijpt.
En ja, daar ging ik dus weer, enkele dagen geleden bij de opening van de Wereldbeker. Het kwam niet zozeer door wat ik zag op het scherm maar wel doordat ik daar zat met mijn Braziliaanse man en zijn familie en vrienden, buren, dorpsgenoten in het algemeen, de oceaan en het strand aan de linkerkant, de rivier en de kokospalmen rechts. Allemaal zaten we met vochtige ogen, starend naar de extra grote en nieuwe TV in een ongewoon stilzwijgen, te proberen die krop uit de keel te krijgen. Met als hoogtepunt van emotie het moment waarop het Braziliaanse tribunepubliek, de spelers én de coach doorgingen met het zingen van het volkslied nadat de muziek al gestopt was. Het was stil in de bar waar we zaten in vrolijke geel/groene pakjes en hoedjes, met vlaggetjes en toeters in tegenstrijdigheid met de bijna devote sfeer. En zo verdomd moeilijk om die tranen tegen te houden.
Ik ken niets van voetbal en ik kan heel eerlijk zeggen dat het mij ook niet interesseert. Maar dat zo’n balletje het klaar krijgt om het grootste deel van de wereldbevolking op dezelfde tijdstippen voor de TV te zetten, te laten reizen, zich te verenigen met vrienden en familie, met vreemde volkeren en culturen en ze ook nog tot tranen toe te bewegen, vind ik sterk.
Zelfs de meest verdeelde geesten uit het piepkleine België scharen zich plots als één achter de wapperende driekleur.
En voor wanneer de Rode Duivels straks gaan spelen, hebben mijn Braziliaanse vrienden hun Belgische truitjes, vlaggetjes en guirlandes al klaar liggen, want samenhorigheid is samenhorigheid.
Ik hoop dat ik de warme stroom en de krop in de keel ook dan weer de baas zal kunnen blijven.
Cristina Smet de Melo, Poças 14 juni 2014
0 Comments