Piet Teigeler (80) is onze oudste Wifty Guest! En daar zijn we fier op want Piet is niet zomaar de eerste de beste. Hij heeft al een paar levens achter de rug als hoofdredacteur, barman, beatnik, content producer én auteur van 17 misdaadromans. Daarnaast is hij een aimabel medemens met veel gevoel voor humor. Een man naar ons hart dus, we lezen maar wat graag zijn kijk op de dingen des levens die hij ventileert vanuit Spanje.
Ze waren vaag familie, via een aangetrouwde tante of zo. Onkel Heinz was een zeeman die geregeld aanspoelde bij ons in Antwerpen en die dan steeds een fles “Chateaunoif doe Pappe” meebracht.
Ik weet niet hoe het kwam en het is niet gemakkelijk te verklaren, want de vechtscheiding van mijn ouders kan nauwelijks de aanleiding zijn geweest voor een bezoek aan Bremen, de geboortestad van mijn vader.
Maar wij waren daar wel, met Kerstmis 1950, mijn moeder, mijn kleine broer en ikzelf. Op bezoek bij het gezin van Onkel Heinz en Tante Betty.
Als veertienjarige puber was ik goed geplaatst om plompverloren onhandigheden te begaan, zoals het plukken van een tiental snoepjes tegelijk uit de Evangelische kerstboom. ‘Eentje zal wel genoeg zijn, zeker?’ bromde Onkel Heinz. Leg dan maar eens uit dat je van plan was die dingen uit te reiken aan je disgenoten. Je miskende altruïsme bloost als een tomaat.
Mijn negenjarige broer had nog niet veel gezegd. Ik was in de oorlog naar de Duitse school geweest, maar hij was daar te jong voor en dus ontsnapte onze conversatie hem grotendeels.
Maar nu ik daar zo stond, met mijn mond vol tanden, stapte hij moeiteloos in de schijnwerpers.
‘Fokking baby’ zei hij, met een stralende glimlach.
Wij realiseerden ons toen niet dat de Bundesrepublik nog maar één jaar oud was, dat de stadstaat Bremen tot voor kort tot de Amerikaanse sector had behoord en dat ons gastgezin, dwars door Weimar en de nazi’s, stokstijf keizerlijk en burgerlijk was gebleven.
Ik zie echter vandaag nog de openzakkende mond van mijn achterneef Friedrich-Wilhelm, iets ouder dan ik en reeds in het bezit van een soort snorretje. De stalen stilte klonk als een donderslag uit het Walhalla.
‘Da’s een Engels zot woord,’ verklaarde mijn broer zijn geslaagde interventie.
Na al die eons van tijd en ruimte tussen toen en nu, verwondert het mij niet dat die kleine scène mij opeens te binnen schiet. Het opduiken van vergeten herinneringen hoort bij het vorderen der jaren.
Maar ik stel vast dat ik, als veertienjarige, zelf niet echt doorhad waar mijn broertje het onwetend over had.
Dat verrast mij een beetje. Vandaag zijn wij immers beter voorgelicht.
Piet
0 Comments